Kerkregisters in de Sint-Lambertuskerk van Opheers

← Terug naar Uitgelicht – object in de kijker

 

Drie achttiende eeuwse kerkregisters worden bewaard in de Sint-Lambertuskerk te Opheers. Het Registrum Fabricae Ecclessiae de Opheers 1768, het Registrum Pastoratus de Opheers 1768 en het Registrum Pauperum, Seu Mense Spiritus Ste in Opheers 1768. De overgrote meerderheid van registers worden geconserveerd in het Rijksarchief, maar af en toe worden nog originele registers ter plaatse bewaard door de kerkbesturen. Bij deze een mooi voorbeeld uit Haspengouw.

Parochieregisters zijn geschreven in het Latijn en zijn onmisbaar als we de bewoners van onze streek willen kennen uit de periode voordat de Burgerlijke Stand op het einde van het ancien régime het licht zag. Het verplicht optekenen van doopsels, huwelijken en begrafenissen gebeurde door de betrokken pastoor of koster.

Daarnaast hield men nauwkeurig een boekhouding bij van de kerkrekeningen en een armenregister. Deze laatste zijn een ongelooflijke bron van informatie wat betreft het leven binnen een parochie. Sinds de Middeleeuwen stonden kerkelijke instellingen – vaak gesteund door de adel – in voor de armenzorg, op basis van liefdadigheid. Aan de meeste parochiekerken was een zogenaamde “armentafel” verbonden. Deze wisten door middel van legaten en schenkingen – vaak in natura – heel wat vermogen op te bouwen. In de Zuidelijke Nederlanden, en dus ook bij ons, bleef dit systeem bestaan tot aan de Franse Tijd (1794-1815).

Het titelblad, in een mooie kalligrafie, geeft bovenaan weer dat het gaat over het register van de armentafel van Opheers, behorend tot het Bisdom Luik en het dekenaat Tongeren. Het register werd vernieuwd in het jaar 1768.

Wat verder in het boek werden sommige pagina’s ingevuld in een combinatie tussen Latijn en Nederlands, tevens in een veel minder geschoold handschrift. Hier wordt duidelijk dat er ook oudere verslagen in opgetekend staan. Op het folio staat vermeld dat het verslag van 1725 werd verkregen via de vorige registers van 1570 en zelfs 1484. Het handelt over “drij vaeten roggen op eenen bampt gelegen tot Batsheers regenoten mijn heer van Veulen ter eendere en herkenroot ten tweedere debet solvi in festo sancti Andrea”. De betaling moest worden voltooid tegen 30 november ter ere van Sint-Andreasdag. Dit is tevens een merkeldag waarbij de volgende weerspreuk hoort: Als Sint-Andries onder sneeuw moet bukken, zal het volgend jaar geen koren lukken. Voor de betaling wordt verwezen naar het register uit het jaar 1588. In het eerste deel zijn de namen Willem Bergans, Jacobus Baus en Egidius Cordi terug te vinden. Het aansluitend deel – opvallend in een ander handschrift – vermeldt Marten Baus en Jacobus Cordie. Er werd duidelijk een aanvulling van het verslag gemaakt. In de laatste zin kan men lezen dat “de posten van Jacques Cordie te samen worden gesteld in het armenregister op folio 93”.